Daar, dat was de plek. Aan dat haakje. Naast de vrolijk klingelende geode. Paarse amethist. Uit Zuid-Amerika.
Geen enkel probleem, de verkenner en de geode werden dikke maatjes.
Ik hoorde af en toe de vis zachtjes blubsen en bellen. ‘Hoe smaakt aarde? Wat is lucht?’ En tegen mij: ‘Waarom zit je zoontje op de trap? Wat is stout?’
Nu moet je weten dat de plek van de verkenner tegenover onze trap is. En daar zit je op als je bij ons stout bent geweest of een P-woord hebt gezegd tijdens het eten.
De trap is een plek waar ik erg vaak op en af ga op een dag. En waar ik dus ook de hele dag – in mijn gewone leven – de verkenner kon smaken, zien, proeven, ruiken, meemaken.
En ik ben een blij-ei. Ik heb namelijk opnieuw ervaren dat kunst IN ons leven zit, in ons dagelijkse leven. En niet in een museum.
Aangezien het kunstwerk een logee was, en zijn ‘bij ons zijn’ eindig, was ik behoeftig om naar het werk te kijken. En om het heel erg in me op te nemen.
Ik heb de verkenner in alle staten mogen meemaken van mijn mind. Ik ben hem tegengekomen terwijl ik verdrietig was, boos, gehaast, brak, sloom, energiek en alle andere sferen waar ik zoals tegen aanloop in 6 weken tijd.
Het werk is een communicatie aangegaan met me. Heel erg prachtig en liefdevol. Ik kreeg steeds een blik die op dat moment juist was. Een inzicht. Of een doorkijk. Soms ook gewoon een kleur die eenduidig was. Het zat er allemaal in.
Ik ben heel erg blij geweest met mijn logee. Ik denk dat het een man was. Misschien vind het werk dat trouwens niet, vergeten te vragen.
Ik mis m nu al heel erg.
Tot een volgende keer, lieve Kunst – v e r – Kenner!
Carola